Gouden handjes van Ralf Muijs gaan in de zakken
VoV, 10-04-2024. 4:37 uur. Voor Ralf Muijs komt zaterdag 13 april een einde aan een heel lange spelerscarrière. Het jochie dat een halve eeuw geleden met een bal pielde op het podium van De Greep, doet dat dan voor het laatst in Sporthal Oostzaan. Na de wedstrijd tegen SSS 2, aanvang 20 uur, verdwijnen de gouden setuppershandjes definitief in de zakken.
Vijftig jaar jongleren met de bal komt ten einde. Met zijn vingervlugge handelingen zette hij decennialang tegen- en medespelers als een volleerd goochelaar op het verkeerde been. Techniek en inzicht als basis voor alles, indruisend tegen de huidige fysieke wetten van de sport. Dat zorgt ervoor dat hij als 55-jarige nog gewoon kan uitblinken op het respectabele niveau van Eerste Divisie.
Hoe het allemaal begon. “Ik was 5 jaar toen ik altijd met mijn moeder Gré meeging als ze trainingen gaf in het dorpshuis. En dat waren heel wat uurtjes in de week. Zij speelde in dames 1, mijn vader Ger in heren 1. Beide teams kwamen uit op districtsniveau. Op mijn zesde mocht ik met dispensatie eindelijk spelen. Je moest eigenlijk 8 jaar zijn. Ik was toen de eerste van de zoons van het gezin die ging volleyballen, de andere twee voetbalden.’’
“In het begin hadden we niet zo’n goed team. Een half jaar later kwam Jeroen Wals (veel later eredivisiespeler) erbij. Toen ik 8 jaar was, werden we voor het eerst Nederlands kampioen bij de pupillen. Twee jaar later gebeurde dat weer. In die tijd was Compaen de club in het jeugdvolleybal. In een jaar werden drie teams eerste. Kwamen we met de bus terug van de Rijnhal in Arnhem en volgde de huldiging voor het gemeentehuis door wethouder Jan Vonk.’’
Wat de vereniging destijds zo goed maakte? “Ik denk dat Compaen toen als een van de weinige clubs heel gericht met techniek bezig was. Trainers gingen ook met het team mee naar de volgende jaargang. Voor mijn ontwikkeling was het buitenspelen ook belangrijk. Op het pleintje achter ons huis aan de Ds. Nanne Zwiepsingel stond een net met palen.
We stelden de hoogte in om te volleyballen of te tennissen. Soms haalden we het weg om te voetballen. Die verschillende sporten zorgden voor een brede motorische ontwikkeling. Ik denk dat het gemis daaraan ook de oorzaak is van de blessures van veel jonge volleyballers.’’
De ontplooiing van het talent van Ralf ging toentertijd te snel voor Compaen. “Ik wilde op mijn veertiende bij de senioren spelen, maar dat wilde het bestuur niet. Nog steeds onbegrijpelijk. Ik stapte over naar Molenwiek. Destijds was het heel ongewoon dat een jeugdspeler van club veranderde. Er was toen ook een bestuurscrisis bij Compaen, waarbij onder andere mijn moeder opstapte. Dat was echter niet de reden om te vertrekken.’’
“Ik kwam samen met Jeroen in het vijfde van Molenwiek en trainde mee met het eerste. Eind van het seizoen maakte ik mijn debuut in de Eerste Divisie. We degradeerden dat jaar. Met Bert Sombroek speelden we 2-4, waarbij we behoorlijk wat set-ups aan elkaar gaven. Hij was mijn grote voorbeeld. De middenman van de tegenstander binden en zo de andere aanvallers vrijspelen. En een niet-scorende teamgenoot altijd een nieuwe kans geven. Bert speelde Eredivisie bij AMVJ, maar door een knieblessure werd hij bij Molenwiek spelverdeler.’’
“Ik heb het voordeel gehad dat ik lange tijd training van spelverdelers heb gehad. Geert Trompetter was er toen ik in de jeugd van Compaen zat, kwam ik weer tegen toen ik bij Deltalloyd/AMVJ Eredivisie ging spelen en was er ook weer na mijn terugkeer van Zaanstad naar Compaen. Verder had ik Joop Alberda als trainer bij Jong Oranje.’’
Via Ton Verwer, de Oostzaanse scout van de topclub, belandde zijn dorpsgenoot in de Amstelveense Emergohal. “Ik ging in ‘92 naar AMVJ, nadat ik daar al enige tijd meetrainde. In die tijd was er ook interesse van Sneek en Martinus. Friesland vond ik te ver en bij Martinus liep Avital Selinger, waardoor de kans op speeltijd niet zo groot was.’’
Ralf had toen al aan topvolleybal geroken. Hij was de spelverdeler van het Jong Oranje, dat nog steeds uniek is met een vierde plaats op het Europees Kampioenschap. Legendes in de vaderlandse volleybalgeschiedenis als Ron Zwerver, Henk-Jan Held en Olaf van der Meulen waren zijn teamgenoten.
“We konden met dat team vijf systemen spelen, omdat we zoveel multifunctionele spelers hadden. Joop had van de Amerikaanse ploeg de pipe-aanval gezien en ik denk dat wij toen het eerste team in Europa waren die die met Ron Zwerver speelden. Het was echt totaalvolleybal waarmee we zelfs Rusland versloegen.’’
De ploeg werd dus vierde, maar dat had een hogere klassering kunnen zijn. “We verloren van Duitsland, omdat de coach van de tegenstander de scheidsrechters wist te overtuigen dat we een opstellingsfout maakten. Er gingen bij ons punten van af. Mijn broer was zo kwaad dat hij die coach een beuk heeft gegeven. Gré trok hem gelijk de auto in en pas toen ze de grens van Bulgarije waren gepasseerd voelden ze zich veilig.’’
Met het spelen in de Eredivisie, onder andere leidend tot een landskampioenschap, en daarmee een aanzienlijke verhoging van de trainingsintensiteit openbaarden zich bij Ralf ook knieblessures, als gevolg van een genetische afwijking. “Ik moest vaak mijn knieschijf terugduwen. In het tweede jaar liet ik me opereren en toen bleek ik twee uitstulpingen in mijn knieën te missen. Vanaf toen draag ik braces en houd het nog steeds vol.’’
“Uiteindelijk heb ik vijf jaar eredivisie gespeeld, maar op het laatst was het fysiek niet meer te doen. Als ik van Amstelveen naar Oostzaan terug reed, moest ik halverwege stoppen om mijn been te kunnen strekken.’’
In het laatste jaar bij AMVJ was ik ook trainer van Zaanstad, dat na de fusie was afgegleden naar de derde divisie. Ik heb daar zes jaar gespeeld, totdat Geert Trompetter belde om naar Compaen te komen. Vincent van Duynhoven ging met me mee.’’
Bij Compaen sluit Ralf dus zijn lange carrière af. “Het is fysiek nog best te doen. Ik weet wat ik wel en wat ik niet moet doen. Met mijn knieën moet ik niet ineens van looprichting veranderen. Door de balbaan goed te herkennen en op basis van mijn techniek kan ik me redden. Ik heb echter geen zin meer in wedstrijden in Zwolle en Assen.
We zijn in het tweede begonnen met als doel het verschil met het eerste kleiner te maken. Nou, dat is behoorlijk goed gelukt. Het blijft het leukste spelletje, maar ik mis tegenwoordig bij veel ploeggenoten ook wel de winnaarsmentaliteit. Om de vrede te bewaren, houd je je mond maar.’’
Ralf weet nog niet wat zijn toekomst in het volleybal brengt. “Ik ben 55 jaar en fit en dat wil ik wel blijven. In ieder geval blijf ik met een groepje padelen.’’
gh @ VoV, door Marcel Vermeulen, foto’s via Marcel Vermeulen.