Ontstaan geschiedenis van volleybal volgens Gemini S
VoV, 02-12-2024. 4:04 uur. Het moet zo’n 400 jaar geleden zijn dat Rembrandt van Rijn leefde. En dat tegelijkertijd de achter, achter, achter, achter, achter, achter, achter, over, over, over, overgroot opa van Olaf in de haven van Amsterdam werkte. Zijn naam was Jan Hoonhout. Er werd destijds grof geld verdiend met de graanhandel vanuit het gebied wat nu Oekraïne (of Rusland zie nu.nl) wordt genoemd.
Jan werkte in de haven van Amsterdam. Samen met andere havenarbeiders gooiden zij de pakketten en goederen naar elkaar. Jan probeerde met zijn maten niks te laten vallen. Tussen wal en schip wil niemand zitten. Jan Hoonhout en zijn maten waren sterke bonkige mannen. Maar er zaten ook lenige en snelle jongens tussen. Ze verdienden er niet veel mee.
In de Zaanstreek (boven het florerende Amsterdam) kenden zij vele gezinnen die het misschien nog wel minder hadden. Wanneer de nachten langer werden, lieten Jan en zijn kornuiten wel eens een pakketje ‘vallen’ tussen wal en schip. Om dit na het werken dan achter te laten bij het huis van mensen die anders niet zouden overleven.
Vaak was dit de regio Baeverwijck, bekend van de steenkool markt. Ofterwijl, de zwarte markt. Het gebeurde in de late uurtjes en de goede mannen waren goor en vies van het zware werk in de haven. Ze waren in het donker onherkenbaar. Door het overspelen en overgooien en doorslaan van de pakketjes werden hier in de loop van generaties de bestaande technieken geperfectioneerd. Maar. Aan alles komt een einde.
Dat zou je zeggen. En dus gingen de meeste havenarbeiders na de Gouden Eeuw over op vissen in de Zuiderzee. Toch werden de minderbedeelde gezinnen in de periode die wij nu begin december noemen verrast met een pak vis van deze goede lieden. Een pak vis, achter gelaten in het holst van de nacht. Er hing altijd een vleugje mysterie omheen. Naast visgeur dan.
Er werd na de Gouden Eeuw in het weekend een bijzonder spel gespeeld. Een veld met een waterstrook ertussen. Een gracht, een beekje of eventueel een sloot. Helaas verdwenen vele van deze spel-lokatie‘s vanwege de overijverige inpolderdrift der Nederlanden. De Zuiderzeevissers die door dit polderen geen werk meer hadden zaten niet bij de pakken neer. Nee nee. Die hadden ze ‘s nachts in het Bever wijckse afgeleverd.
Verder pakten ze hun netten en vervingen hiermee de strook water in het oud Zaanse spel. Een kort verhaal lang. Zo is dus het huidige volleybal ontstaan. En daarom genieten mannen als Marius, Bas en Wouter van het spelletje van nu. Zou Jan Hoonhout er nooit geweest zijn, dan zou volleybal nooit het leven hebben gezien.
En na overlevingen van de machtige verhalen over Jan, zou ons dan wel meer leven zijn bespaard. Kijk maar eens goed naar de familie stamboom. Voor Gemini S is een wedstrijd tegen het nageslacht van deze held zonder status een grote eer. Mannen als Klaver, Tim en Tom hadden toch geen genade en maakten in de eerste, derde en vijfde set korte metten met de Zaanse brigade (20-25, 25-18, 15-6). Terwijl Mike, Erik en Martijn genade hadden en zorgden dat set twee en vier vriendschappelijk meegegeven werden (25-22, 18-25).
Er vielen tijdens de wedstrijd een paar dingen op. Marius kwam er lekker in, scoorde veel en mocht zijn schoen zetten. Bas verdedigde gretig, passte goed en mocht zijn schoen zetten. Wouter deed mee en mocht zijn schoen zetten. Tim serveerde de wedstrijd voor ons binnen en mocht van zijn vrouw de schoenen in bed aan laten. Martijn was onderhands ongelukkig en geestig om te zien. Mike zorgt zonder zorgen, met versnaperingen.
Erik was fanatiek, en weer vroeg op. Tom droeg goed bij. Ze mochten allemaal hun schoen zetten. En Klaver was de Man-of-the-Match en mocht zelfs twee schoenen zetten. Maar waar was Olaf? Waar waren overige spelers uit het Zaanse team? Wat hadden zij te doen in deze laatste dagen waarin er vele schoenen gezet worden? Zijn zij misschien de afstammelingen van een soort onherkenbare vrijmetselaars die in de donkerste nachten hun laatste bezittingen geven aan de armen?
We stappen weer even terug in de tijd: Zwarte vegen roet trok Rembrandt over het gezicht van Jan Hoonhout. Het was een donkere nacht in het jaar 1632. De groep waaronder Hoonhout werd geportretteerd door de grote Rembrandt van Rijn. “Waar is de wereld mee geholpen Jan?”, vroeg Rembrandt hem. Jan Hoonhout: “Kapotjes, ik bedoel kadotjes”. En hij en zijn maten gingen te paard naar Beaverwijck om te verdelen. En Rembrandt schilderde er, vol onbegrip, snel even een anatomische les overheen.
gh @ VoV, verslag van en foto via Bram, Gemini-S.